Bobo’s (21+)

Bobo’s (21+)

De Bobo’s zijn leden van de Insulindestam. ’s Winters hebben ze meestal op vrijdag opkomst in hun onderkomen “de Pimpelmees”. Vaak zijn er dan ook loodsen van de Lunettenstam te vinden. ’s Zomers is er opkomst op Scoutingcentrum “de Stierop”. De opkomsten zijn duidelijk minder frequent dan die van de Lunettenstam, aangezien deze Bobo’s vaak op andere vlakken verplichtingen hebben. Je zou je Insulindestam kunnen zien als een groep mensen, die nog lang niet weg willen bij de vereniging, maar ook niet elke week verplicht opkomst willen hebben.

De Bobo’s werken nauw samen met de loodsen van de Lunettenstam. Samen organiseren zij regelmatig de beruchte Survival. Een dergelijke tocht duurt drie dagen, voert door heel Nederland en staat garant voor veel plezier, afzien en verrassingen. Een ander voorbeeld van zeer geslaagde samenwerking is LoBoPoKa, loodsen-bobo-ponton-kamp.

De vaste activiteiten die de Insulindestamleden graag zien terugkomen zijn: het jaarlijkse novemberfeest (de zaterdag die het dichtst bij 11 november ligt), de muziekavond (waarbij ze hun eigen CD opnemen) en  het zomer- en winterkamp.

De voorzitter van de Bobo’s wordt Boogmaker genoemd. Naar het schip dat Mees Toxopeus zelf heeft omgebouwd, van een reddingssloep, afkomstig van het Noorse schip Jodelta.

Dit is de herinnering aan Mees Toxopeus door Willem Wilstra uit Drachten. Als jong broekje naar zee, krijg je aan boord een zogenaamde ‘zeevader’ toegewezen. Bij mij was het de bootsman die mij de kneepjes van het vak bijbracht. Als 24 jarige kwam ik in dienst bij de KNZHRM te Oostmahorn als stuurman op de INSULINDE later de GEBROEDERS LUDEN waarop ik zelfs schipper mocht zijn! Wat had ik een dankbaar gevoel toen we de kist met het stoffelijk omschot van Mees Toxopeus aan dek hadden staan op zijn laatste zeereis van Schiermonnikoog naar de vaste wal. Hij was jarenlang mijn voorbeeld als rondborstig zeeman, redder, mens en vriend geweest. ‘k Ben bij hem thuis in het huisje van Willemshof geweest, waar we een ‘captains diner’ voorgeschoteld kregen. Hij is mee op tochten geweest naar zijn geliefd Rottumeroog en Plaat. Mijn eerste redding die ik meemaakte was naar de Noorse JODELTA waarvan later een aluminium sloep aanspoelde op Schier. De strandvonder (de burgemeester)verkocht het en Mees was spekkoper en timmerde er een eenvoudig kajuitje op. Hij noemde de boot BOOGMAKER, waarvan de naam TOXOPEUS komt. Daarmee voer hij nog jaren, onder anderen om mossels te harken vanaf de Brakzand, een bank in de Waddenzee tussen Lauwersoog en het eiland. Eens hadden wij hem in de peiling toen z’ n bootje voor anker lag om het lage water af te wachten. Geen Mees te bekennen, het water kwam weer op en nog geen actie… Tegen hoogwater hebben wij poolshoogte genomen met de GEBROEDERS LUDEN en troffen hem aan in de kajuit. Heel verward , wreef zich eens in de ogen en mopperde wat. Verslapen? motorpech? of een klein ‘ black-outje’? Het is ons nooit duidelijk geworden, de grote hark lag nog aan dek maar geen mosselen. Ik geloof dat hij ons wel dankbaar was toen we hem een sleepje naar de haven gaven! Dit alles speelde zich af in de jaren 1965 tot 1975.